MAARTJE BERENDSEN / ONTDEKKINGSREIS DOOR HET BEKENDE (NL)

De fotowerken van Gerco de Ruijter zijn klein van formaat (15x15 cm). maar nemen veel ruimte in. Opgehangen in kleine series vullen ze met gemak de grote witte zalen van Witte de With in Rotterdam, en doen ze je vergeten hoe klein een galerie als Ziegier in Groningen eigenlijk is. Dit gebeurt niet zozeer door de hoeveelheid, maar door de manier waarop ze de toeschouwer de ruimte laten ervaren; de ruimte binnen de afbeelding en de tentoonstellingsruimte. In mijn herinnering waren de foto's achteraf aanzienlijk groter geworden dan ze bij een weerzien in werkelijkheid bleken.

Opgehangen op ooghoogte nodigen de foto's uit om van dichtbij bekeken te worden. Wat van afstand in eerste instantie ondefinieerbaar leek, blijkt bij nader inzien thuis te brengen als een beeld van het landschap dat ons omringt. Dit beeld is bevreemdend, omdat het ons tegelijkertijd bekend en onbekend is. Als Gerco de Ruijter zijn camera onder een vlieger hangt en zo loodrecht naar beneden opnamen maakt, ontstaat een beeld van de werkelijkheid dat wij niet kunnen herkennen, een wereld zonder perspectief of horizon. Dit ontneemt de blik haar normale oriëntatiepunt, haar richting. Door de specifieke hoogte ontstaat bovendien een overzicht dat tegelijkertijd detail is.

Laag over het land scherend brengt het oog van de camera de omgeving in kaart. Boomkruinen exploderen bladvullend, water heeft kippenvel. Soms zijn objecten slechts herkenbaar als hun schaduw ze volume geeft; van bovenaf gezien zijn een mens, een koe of een fiets bijna plat, tot ze uitgetekend worden door de lichtval.
Vol verbazing worden we in vogelvlucht meegevoerd over een wereld binnen handbereik, die we niet kunnen betreden.

De foto's laten ons ruimtelijk ervaren wat niet getoond wordt. We veronderstellen dat de afgebeelde wereld buiten het kader doorloopt; een weids gebied, waar menselijke activiteit, bijna onzichtbaar, existeert temidden van kolkende bossen, spiegelende waterpartijen, grillige oevers. In ons hoofd ontstaat het beeld van een oneindige droomwereld, waar de realiteit er één is van begrensde stukjes natuur en platteland ingeklemd tussen verstedelijkte gebieden.

Aanvankelijk is op de foto's voornamelijk een schijnbaar onbegrensde natuur te zien. Zij lijkt soms onverstoord haar eigen patronen te vormen in het landschap dat Gerco de Ruijter ons laat zien. De menselijke aanwezigheid is eerst nog beperkt tot sporen van 'landelijke' aard (boeren, een kudde koeien, bewerkte velden, wandelaars, een fiets, zeilbootjes). Later in de ontwikkeling van het werk komen steeds vaker ook de 'cultuursporen' van groter ingrijpen in beeld. Een snelweg in aanbouw, afdrukken van vrachtwagenwielen, bergen bouwzand en kiezelstenen: de idylle wordt verstoord.

Tegelijkertijd met deze ontwikkeling zien we ook een verschuiving van zwart-wit naar kleur. In de eerste werken wekt het zwart-wit de indruk dat de foto zich ophoudt buiten de tijd. Het tijdloze karakter, het in de tijd bevroren beeld bepaalt voor een groot deel het nostalgische, misschien wel romantische idee dat we ons zo van de getoonde natuur en plattelandscultuur vormen.

Zwart-wit fotografie plaatst de afbeelding vaak buiten de realiteit, brengt door zijn grafisch karakter de abstractie van het beeld dichterbij, maar legt daardoor ook beperkingen op aan de onderwerpkeuze.
Door het standpunt van de camera worden patronen en structuren zichtbaar: het landschap wordt abstract als een 'colourfield' schilderij. Het detail wordt een op zichzelf staand, abstract gegeven, nog nauwelijks verwijzend naar een realiteit buiten het beeld. Bossen,waterpartijen, oevers, bewerkte velden, lijnen van autobanden, van wegen, rioolbuizen; ze gaan op in een groter patroon.

De verwondering die deze foto's oproepen is die van het langzaam onderscheiden, het langzaamaan herkennen van het bekende in deze abstracte composities. Tegelijkertijd wordt een aanwezige maar voor ons onzichtbare wereld ontdekt.

Het anekdotische speelde aanvankelijk een grote rol in het werk van Gerco de Ruijter. Niet zozeer binnen het op zichzelf staande beeld, bestaande uit één foto, alswel bij het samenstellen van de series waarin de foto's opgehangen worden. Toevallige gebeurtenissen, plotselinge activiteiten worden zo deel van een te vertellen verhaal. Langzamerhand worden deze elementen minder belangrijk en ontstaan er combinaties met abstractere beelden, sporen in plaats van de activiteit zelf. Als er nu nog sprake is van een verhaal dan is dat eerder een beschouwend verhaal over kleur, textuur, structuur, met de foto's als exemplarische beschrijvingen.

Door dezelfde foto's te laten figureren in wisselend samengestelde series krijgen ze steeds een andere connotatie. De nadruk komt in iedere serie op een ander beeld element te liggen. Behalve een studie naar beeld en vorm kan ook het verhaal te zien zijn van de door de maker afgelegde wandeling, als een panoramisch beeld van de hem omringende ruimte, of een verhaal over de logica in de opbouw van het landschap, de opeenvolging van de elementen (water, oever, bos, weiland).

Dat Gerco de Ruijter wortels in de schilderkunst heeft, is niet alleen te zien aan zijn onderwerpkeuze. Een 'schilderachtige' weergave van het landschap combineert hij met een streven naar 'huid'. In de schilderkunst wordt dit bereikt in en met de materie (verf). aan het oppervlak. De foto daarentegen krijgt diepte door de scherpte van de details en de abstractie van de structuren in beeld; een niet tastbare, maar wel voelbare textuur.
Ook op een ander vlak heeft de schilderkunst sporen achtergelaten in het werk. Waar op de academie schilderen werd geleerd met een nadruk op zelfreflectie en -expressie zonder verband met de wereld buiten, groeide bij Gerco de Ruijter juist een verlangen naar die werkelijkheid. Het onderwerp bleef 'des schilders', maar er ontstond een eigenwijze visie op de realiteit. De maker bepaalt wat hij ons wil laten zien en hoe. Het perspectief is ons onbekend, we krijgen een versie van het land rondom ons voorgespiegeld, die onze blik verrast. We worden uitgedaagd om anders te kijken dan we gewoon zijn. De foto's ontnemen de ogen de zekerheid van een mogelijk bekend standpunt. De grond verdwijnt onder onze voeten. Tijdens de opname zelf is ook de blik van de maker afwezig. De selectie volgt achteraf, bij de keuze van de te gebruiken opnamen, de samenstelling van een serie en de inrichting van een tentoonstelling. Ook Gerco de Ruijter wil zich blijven verbazen over hetgeen zich buiten ons afspeelt, in onze nabijheid, 'onder onze ogen', zonder dat wij het zien.